De laatste weken zijn er weer een paar geweest om in te kaderen. Wat ik vooral geleerd heb: ik ben een loser als het op timemanagement aankomt.
Ik ben terug beginnen werken op 31 oktober. Op 30 oktober kreeg ik een halve inzinking en zag ik niet in hoe ik dat allemaal moest gaan combineren. Kleine zus kreeg (en krijgt nog steeds! Hoera!) fulltime borstvoeding en ik zag het bos door de bomen niet wat betreft afkolven. Ik vond ( en vind) ze nog veel te klein om al weg te zijn van mij en ik vond ( en vind) het een vreselijke gedachte dat vreemden mijn kind moeten verzorgen.
Een combinatie van dat alles zorgde ervoor dat ik in een halve paniek naar Sophie van mijnspeelgoed belde om mijn verhaal te doen. Ik zat echt gevangen tussen ‘ik wil en móet er zijn voor mijn baby’ en ‘ik wil mijn droomjob niet kwijt’. Gelukkige reageerde ze begripvol en kwamen we tot een fantastiche oplossing. Ik werk nu twee dagen in de week van thuis uit. Dus dat wil zeggen dat kleine zus maar drie dagen van de zeven niet bij mij is en daar kan ik mee leven. En om terug te komen op dat timemanagement, het zorgt er ook voor dat ik niet vijf dagen als een kip zonder kop rondloop en overal te laat kom aandraven. Maar drie dagen dus. Ça va wel, toch?
Ik merk wel dat het allemaal nog wat zoeken is. Ik had ervoor al het gevoel dat ik tussendoor niet waanzinnig veel gedaan kreeg in huis en dat is er uiteraard niet beter op geworden. We zitten ook nog niet in een duidelijk ritme wat betreft boodschappen en weekmenu’s, dus het gebeurt nog wel eens dat we nét iets te laat om goed te zijn aan tafel gaan. En de meisjes dus nét iets te moe zijn om goed te zijn. En jawel, dat de lontjes dan nét iets te kort zijn om nog heel fatsoenlijk en zonder zeuren de bordjes leeg te eten. Maar ik vind het belangrijk om ’s avonds toch dat moment te hebben en allemaal samen aan tafel te zitten. Dat daar dan af en toe absurde discussies met een vierjarige mee gepaard gaan neem ik er met plezier bij.
Ik ben ook stilaan een ritme aan het vinden wat het afkolven betreft en daar ben ik blij om! Het is nog niet wat het moet zijn, maar we komen er wel. Ik weet nog goed dat de vroedvrouw zei ‘die kolf moet je beste vriend worden’. Dat was geen leugen. Laat ons zeggen dat ik een haat-liefde verhouding heb met het ding.
Omdat het blijkbaar nog niet hectisch genoeg was voor ons, besliste moeder natuur (ofte: de queen van de snottebellen en rotvirussen) dat er nog wel een RSV besmetting bij kon voor de kleinste. Waarom ook niet. Ik ging woensdagavond naar de kinderarts en kreeg te horen dat haar longen helemaal niet goed klonken en ik best gelijk kon doorrijden naar de kinderspoed. Een paar onderzoeken later bleek daar dat kleine zus het RSV virus had en dus in het ziekenhuis moest blijven voor observatie. Kan best gevaarlijk zijn voor jonge baby’s, vandaar. Achteraf bekeken heeft ze er niet al te veel van afgezien, maar fijn is het toch niet. We zijn drie nachten in het ziekenhuis gebleven en je kan je voorstellen hoe blij ik was om daar te kunnen vertrekken. Verschikkelijke omgeving vind ik het. Ik kan alleen maar blij en dankbaar zijn dat wij er ‘maar’ voor RSV zaten. Kan me niet voorstellen wat het moet zijn om daar te zitten met een zwaar ziek kind….
In het ziekenhuis zijn we nog tot een belangrijk besef gekomen. Iets waar we al sinds haar geboorte mee in onze maag zaten, maar waarvan we niet goed wisten wat we ermee moesten aanvangen. We hebben er slechts met een paar mensen over durven praten. Ik vind dat er nog best een taboe op rust en ik vind het ook helemaal niet simpel om er in de blog over te schrijven, maar ik vind het té belangrijk om er niets over te zeggen. De eventuele negatieve reacties neem ik er dan maar bij.
We hadden al van dag één spijt van haar naam. There, I said it.
Klinkt waarschijnlijk heel raar voor veel mensen, maar dat is dan maar zo. Het is niet zozeer dat we de naam niet meer mooi vonden, maar meer een gevoel dat er iets niet klopte. Zeker toen ze iets ouder werd en naar ons begon te lachen heb ik meerdere keren naar haar zitten kijken en me serieus zitten afvragen wat haar naam nu wel was. Want ik vond het niet Lou. Ik sprak haar naam ook bijna nooit uit, omdat dat gewoon niet ging. Het voelde zelfs geforceerd. We hebben tijdens de zwangershap heel lang getwijfeld tussen Nel en Lou. In het begin ging ik er dus ook gewoon van uit dat we fout gekozen hadden en we dus maar gewoon moesten veranderen naar Nel. Maar ja, doe je zoiets? We hebben echt wekenlang met zo’n raar gevoel rondgelopen, maar konden de knoop niet doorhakken. Alsof Nel dan toch ook niet de naam was die bij haar paste. We vonden Billie ook altijd een fantastische naam voor een meisje, maar ik had het gevoel dat we dat niet konden kiezen aangezien we al een Ellie hadden en de achternaam met een B begint. Belachelijk, I know.
De tijd gaat veel te snel voorbij en zo komt het dus dat we nu al vier maanden verder zijn. En nu pas een knoop hebben kunnen doorhakken. Op het werk liggen er toevallig geboortelijstjes van een Nel, een Lou en een Billie. Die bakken staan ook geheel toevallig allemaal naast elkaar en ik loop daar dus dagelijks voorbij. Elke dag zat ik ermee in m’n hoofd en elke dag was er dat gevoel dat we wel snel iets moesten ondernemen. Door die namen op die bakken samen te zien op het werk dacht ik: waarom in godsnaam was Billie-Lou nooit een optie bij ons? Waarom hebben we dat toen niet bedacht? Ik vond het meteen perfect en toen ik er ’s avonds met manlief over sprak waren we het erover eens dat dat de naam was. Dat past perfect bij haar. Het ‘probleem’ van de B van de achternaam en het feit dat we al een Ellie lijkt nu helemaal geen ‘probleem’ meer met een dubbele naam.
Ons Lou’ke blijft ons Lou’ke. Alleen klopt het nu meer voor ons. Ken je van die formulieren waar je ‘naam’ en ‘roepnaam’ moet invullen? Ik had het gevoel dat we enkel het vakje ‘roepnaam’ hadden ingevuld. Ik ben kwaad op mezelf dat we dat toen niet konden bedenken en vind het op één of andere manier best gênant dit. Maar ik vind het vooral belangrijk om niet ons hele leven met het gevoel te zitten dat ons kind de foute naam heeft. Ik heb er vier maanden mee rondgelopen en ik kan je garanderen dat het je mentale gezondheidstoestand geen deugd doet. Ik wil als mensen mij vragen ‘hoe heten jouw kindjes?’ de drie namen van onze meisjes met evenveel trots kunnen uitspreken. En dat kon ik tot hiertoe niet.
Nu dus wel! Ik ben zó blij dat we deze beslissing durven nemen en dat het nu gedaan is met het gepieker over ‘de naam’, want ik was het kotsbeu. Pia, Ellie en Billie-Lou. Dát moest het zijn. Alleen jammer natuurlijk dat we daar niet een paar maanden eerder zijn opgekomen.
Ik ben er trouwens echt van overtuigd dat ik niet de enige ben die dit meemaakt. Ik kan me niet voorstellen dat er geen enkele andere mama of papa spijt heeft van de naam die ze hun kind gaven. Ik ben wat dat betreft dus ook fan van de scandinavische landen. Daar heb je immers drie maanden tijd om de naam van je baby door te geven. Ze zijn daar wat babies betreft dus écht wel een pak slimmer 😉
Fijne zondag allemaal!
Shana
x